Home
Over ons
Onze honden
Beschikbare pups
Baasje gezocht
Webcam
De Cane Corso
Artikelen
Socialisatie
Gezondheid
Links
Photogallery
Puppy foto's
Updates
Stamboom database

Omhoog Italië reizen Herstel en erkenning Gebruiken Anekdotes Karakter Uitleg standaard De rasstandaard

De rasstandaard van de Cane Corso FCI #343

De enige echte rasstandaard voor de Cane Corso is de Engelstalige zoals deze op onze Engelstalige site staat.
Klik hier om deze te bekijken

Onderstaande vertaling van de rasstandaard, is nog niet goedgekeurd door de rasvereniging of Raad van Beheer. Echter, de beknopte vertaling die momenteel gehanteerd wordt, is niet compleet. Daarbij staan daar enkele fouten in vermeld. Onderstaande vertaling is tot stand gekomen, door een vertaling van een Cane Corso liefhebber, die wij waar nodig gecorrigeerd hebben. Indien u bij het doornemen van onderstaande vertaling nog fouten ontdekt, verzoeken wij u deze aan ons door te geven. Wij zullen deze opmerkingen dan inzien en indien correct bevonden, onderstaande vertaling wijzigen. Op deze manier hopen wij tot een correcte vertaling te komen.

We willen wel alvast benadrukken dat Black & Tan (Rottweiler kleur), zwart/blauwe haarpunten op de zandkleuringe honden en het zwarte dek op de rug zoals bv. bij de Duitse Herder, zeer zeker niet zijn toegestaan bij de Cane Corso. Fokken met deze honden dient achterwegen gelaten te worden.

 

De standaard

Land van oorsprong: Italië

Gebruik: Waak-, Verdedigings-, Politie-, Speurhond

Classificatie FCI:   Groep 2                     Honden van het type pinschers en schnauzer, molossers en zwitserse boeviers

                           Sectie 2                      Molossers

                           Zonder proeve van bekwaamheid

 

Korte historische omschrijving:

Hij is een directe afstammeling van de Romaanse Canis Pugnax (molosser) waarvan hij de lichtere (in gewicht) vorm vertegenwoordigt zoals gebruikt voor de jacht op groot wild en als gebruikshond in de oorlog.

Jarenlang is hij de kostbare metgezel geweest voor de Italiaanse mensen die hem hebben gebruikt om hun eigendom en hun vee te bewaken, voor de jacht en voor hun persoonlijke verdediging.

Gedurende enige tijd is hij over heel Italië verspreid geweest zoals een ruim voorradig beeldmateriaal en geschrift getuigt, heeft hij nu een perfect gebied ter conservering van het ras gevonden in Zuid Italië, voornamelijk in Puglia, Lucanië en in Sannio. Hij dankt zijn naam aan het Latijnse cohors, dat “waker”, “beschermer” betekent.

 

Algemene beschrijving van de hond
Een hond van middelgrote omvang, stevig gebouwd maar elegant, met sterke en lange spieren, gedistingeerd met een uitstraling van kracht, lenigheid en uithoudingsvermogen. De algemene vorm is die van een middelgrote hond waarvan de romp langer is dan de schofthoogte, harmonisch van formaat en disharmonisch met betrekking tot het profiel.

Belangrijke verhoudingen
De romp is ongeveer 11% langer dan de schofthoogte. De totale lengte van de kop kan tot 36% van de schofthoogte zijn. De lengte van de snuit is 34% van de totale lengte van de kop. De hoogte van de romp is 50% van de schofthoogte en komt overeen met de hoogte van het ledemaat bij de elleboog.

Gedrag en karakter
Intelligent, energiek en evenwichtig en ontegenzeggelijk waak- en verdedigingshond.
Hij is zacht en aanhankelijk ten opzichte van zijn baas, houdt van kinderen en van de rest van de familie en wordt, indien nodig, een verschrikkelijke en moedige verdediger van personen, huis en hof. Hij is gemakkelijk trainbaar.

Het hoofd
Het hoofd is brachycefaal. De totale lengte bedraagt 36% van de schofthoogte. De breedte bij het jukbeen, die gelijk is aan de lengte van de schedel, is meer dan de helft van de totale hoogte van het hoofd, bereikt 66%. De lengteassen van de schedel en de snuit licht convergent ten opzichte van elkaar.
De omtrek van het hoofd, bij het jukbeen gemeten is, ook bij de teven, meer dan het dubbele van de totale lengte van het hoofd. Het hoofd is licht vertekend door de bogen van het jukbeen die iets naar buiten uitsteken. De huid is stevig, sluit goed aan op het onderliggende weefsel en is glad en vrij gespannen.

Het gebied van de schedel
Schedel:
Breed en licht gebogen indien van voren gezien, het profiel toont een onregelmatige curve die, geaccentueerd door de onderliggende delen, geleidelijk afgeplat wordt langs de buitenste gebogen kam.
Van boven gezien is de schedel vierkant door het uitsteken van de bogen van jukbeenderen en door het geheel van de sterke spierbundels die de schedel omvatten.
De voorhoofdsbulten zijn sterk ontwikkeld en steken naar voren, de kuil in het voorhoofd is diep en de plooi ervan is goed zichtbaar.
De achterhoofdskam is niet al te goed ontwikkeld. Schelpvormige kuil rondom licht gemarkeerd.

Stop:
Zeer markant door de zeer ontwikkelde voorhoofdsbulten en naar voren komend door de uitstekende wenkbrauwen.

Het gebied van het gezicht.
Neuspunt:

In lijn met de neuskanalen. En profiel gezien mag deze niet vooruitsteken buiten het verticale grensvlak van de bovenlip maar moet hij zich, van voren gezien, bevinden op hetzelfde verticale grensvlak van het voorste gedeelte van de snuit.
Hij moet volumineus zijn, bovenop nogal afgeplat, met grote, open en beweeglijke, natte en koele neusvleugels. De pigmentatie van de neuspunt is zwart.

Snuit:
Is lang en hoog. De breedte van de snuit moet ongeveer gelijk zijn aan de lengte ervan die 34% van de totale lengte van het hoofd bereikt. De snuit moet meer dan 50% hoger zijn dan de lengte ervan. Het parallel lopen van de zijvlakken van de snuit en de volheid en breedte van de bouw van de onderkaak zorgen ervoor dat het vooraangezicht van de snuit vierkant en plat is.
Het neuskanaal is recht van lijn en nogal plat.
Het profiel van het onderste deel van de snuit wordt bepaald door de bovenlip. De onderkant van de onderkaak heeft een kuiltje.

 Lippen:
Nogal stevig. Van voren gezien vormen de bovenlippen een omgekeerde U op het punt waar ze bij elkaar komen. Gezien van de zijkant, matig afhangend.
Het punt waar ze bij elkaar komen is redelijk zichtbaar en geeft, van de zijkant gezien, altijd het laagste punt van het profiel van de snuit aan. De pigmentatie is zwart.

Kaken:
Zeer breed, robuust en dik en met een lichte verkorting van de bovenkaak en waardoor een licht prognatisme (onder beet) ontstaat.
De botten van de onderkaak, die zeer sterk zijn, zijn nogal gebogen van profiel. De vorm van de onderkaak is zeer geaccentueerd naar voren en benadrukt de geaccentueerde kin zeer. De tanden staan in rechte lijn naast elkaar.

Wangen:
Nogal duidelijke, volle wangen maar niet sponzig.

Tanden:
Wit, groot compleet in aantal en ontwikkeling. De onderste tanden steken licht (ongeveer ½ cm) over de corresponderende tanden van de bovenkaak uit waardoor een licht prognatische sluiting ontstaat.

Ogen:
Middelgroot, rekening houdend met de omvang van de hond. In positie midden van voren, behoorlijk ver van elkaar. De oogleden zijn bijna ovaal van vorm, de oogbollen komen licht naar voren. Hangende oogleden met randen die zwart zijn gepigmenteerd. De ogen moeten de harde rand van de oogkas niet tonen.
Het derde ooglid sterk gepigmenteerd. De iris is zo donker mogelijk en afgestemd op de kleur van de vacht. De hond kijkt intelligent en alert uit zijn ogen.

Oren:
De oren zijn middelgroot in verhouding met het hoofd en de omvang van de hond en bedekt met kort haar, driehoekig van vorm met nogal spitse punten en van een compact en dik kraakbeen, hoog geplaatst, ver boven het jukbeen, breed aan de basis, afhangend langs de wangen zonder de keel te bereiken. Ze steken licht naar buiten uit en iets naar boven op het punt waar ze beginnen en gaan half rechtopstaand als de hond attent is op iets.
Ze worden gewoonlijk gecoupeerd in de vorm van een gelijkbenige driehoek.

De Hals.
Bovenste profiel:

Licht gebogen.

Lengte:
36% van de schofthoogte dus gelijk aan de totale lengte van het hoofd.

Vorm:
In doorsnede ovaal, sterk, zeer gespierd met een duidelijke afscheiding bij de nek. De omtrek halverwege de hals is ongeveer 80% van de schofthoogte. Harmonieus gevormd ten opzichte van de schoft, de rug en de borstkas is zijn ideale stand 45º van de grond en evenveel ten opzichte van de rug.

Vacht:
Het onderste deel heeft praktisch geen halskwabben.

Romp:
Compact, robuust en zeer gespierd. De lengte is 11% meer dan de schofthoogte met een marge van 1%.

Bovenste profiel:
De rugzijde is recht van lijn met een lichte welving bij de lendenen.

Schoft:
Deze steekt duidelijk boven de rugzijde uit en boven de bovenbelijning en is hoog, lang en breed. Hij is droog en vloeit harmonieus over naar de nek en de rug.

Rug:
Breed, zeer gespierd, zoals het hele bovenste deel van de romp, licht klimmend van achter naar voren en met een streng recht profiel. De lengte is ongeveer 32% van de schofthoogte.

Lendenen:
Het gebied van de lendenen dient kort en breed te zijn, en goed aansluitend aan de anderhand, de rug en de romp. Zeer gespierd, zeer compact en van profiel, licht gebogen. De lengte is lichtelijk langer dan de breedte en is gelijk aan 20% van de schofthoogte.

Kroep:
Lang, breed, enigszins afgerond door de sterk ontwikkelde spiermassa. De lengte, gemeten van de hoek van de heup tot de ronding van bil komt overeen met 32% van schofthoogte. De gemiddelde breedte is 23% van de schofthoogte. De hoek ten opzichte van de horizontale lijn bij de heup is 28-30 graden en bij de rand van de heup ter hoogte van de staart 15-16 graden. Daardoor is hij dus iets gebogen.

Borst:
Breed, goed aflopend en open, met zeer ontwikkelde borstspieren. De breedte ervan, in goede harmonie met de breedte van de borstkas, bereikt 35% van schofthoogte. De kam van het borstbeen bevindt zich op dezelfde hoogte als de punt van de schouder. En profiel steekt de borst naar voren tussen de voorpoten en is ze licht convex van vorm.

Borstkas:
Goed ontwikkeld in drie richtingen van lange, schuine, brede en goed gebogen ribben met behoorlijke ruimtes tussen de ribben onderling. De vier zwevende ribben zijn lang, scheef en open. De borstkas begint bij de elleboog en de hoogte correspondeert met de helft van schofthoogte.
De breedte, gemeten op de helft van de hoogte, is 35% van schofthoogte en neemt iets af naar het borstbeen toe zonder dat dit een kam vormt. De diepte (saggitale diameter) komt overeen met 55% van de schofthoogte en de omtrek is groter dan 35% van de schofthoogte.

Onderste profiel en buik:
Het gebied bij het borstbeen presenteert zich als droog, lang en breed en van de zijkant gezien vormt het een halve cirkel met zeer brede stralen die voorzichtig zacht overgaan naar de buik. Het buikdeel is niet gespannen maar evenmin slap en het profiel loopt in een zachte curve naar de lendenen.
De inham van de flank is weinig geprononceerd.

Staart:
Nogal hoog ingeplant op de romp, dik bij de wortel en niet te aflopend bij de punt. De lengte van de staart, indien uitgestoken, reikt niet te veel over de enkel. De staart wordt laag gedragen in ruste, horizontaal of iets hoger dan de rug wanneer de hond actief is en mag nooit een ring vormen of in een verticale positie. Hij wordt bij de vierde wervel gecoupeerd.

Poten
Voorpoten:

Ze moeten er regelmatig uitzien, zowel van voren alswel van opzij. De hoogte van de voorpoten bij de ellebogen is 50% van schofthoogte. Ze moeten goed geproportioneerd zijn in overeenstemming met de rest van de hond, sterk en stevig.

Schouder:
Lang, schuin, sterk, voorzien van lange, sterke spieren die goed verdeeld zijn en vast zitten aan de borstkas maar vrij kunnen bewegen. De lengte ervan, vanaf de top van de schoft tot de punt van de schouder bedraagt 30% van de schofthoogte en de hoek ten opzichte van de horizontale lijn ligt tussen de 48° en 50°.
Ten opzichte van middellijn van het lichaam zijn de punten van schouderbladen enigszins uit elkaar staand ten opzichte van elkaar.

Opperarm:
Iets langer dan de schouder, sterk, met een uitmuntende spier- en botontwikkeling, goed aansluitend aan romp voor het bovenste twee-derde gedeelte. Gemeten van schouderpunt tot de elleboog heeft deze een lengte van 31-32% van de schofthoogte en een hoek ten opzichte van de horizontale lijn van ongeveer 50° tot 60°. De lengterichting van de bovenarm loopt parallel aan de middellijn van het lichaam. De hoek tussen het schouderblad en de opperarm is tussen de 106° en 110°.

Ellebogen:
Lang, zeer duidelijk zichtbaar, goed aansluitend aan de ribbenkast, bedekt met een droge vacht moeten ze, net als de opperarmen, zich bevinden op een parallelle lijn met de borstkas.
De punt van de elleboog bevindt zich op dezelfde hoogte als waar het schouderblad aan de achterzijde een hoek maakt tussen de verticale lijn en grond.

Onderarm:
Is perfect verticaal geplaatst, ovaal van doorsnede, goed gespierd met name in het bovenste derde deel, met zeer sterke en compacte botten. De lengte ervan, vanaf de elleboogpunt tot het eerste voetbeentje, is iets groter dan die van de opperarm en komt overeen met 32-33% van de schofthoogte. De omtrek, gemeten direct onder de elleboog, is gelijk aan 39% van de schofthoogte.
De gleufvormige uitholling tussen elleboog en voet is goed zichtbaar.

Voetbeen:
Van voren gezien, volgt het de verticale lijn van de onderarm en is droog, breed, beweeglijk en dik. De omtrek bereikt 26% van de schofthoogte. Aan de achterkant steekt het pistonvormige bot sterk naar achter uit.

Middenvoetsbeen:
Van grootte iets minder dan de onderarm, is zeer robuust, droog, elastisch, iets buigzaam (vormt een hoek van ongeveer 75º met de grond). De lengte ervan moet niet groter zijn dan 1/6 van de voorpoot ter  hoogte van elleboog. Van voren gezien volgt het de loodlijn van de onderarm en het voetbeen.

Voeten:
Rond van vorm, met sterk gebogen dicht bij elkaar staande tenen. Droge en harde zolen. Sterke gebogen en gepigmenteerde nagels. Ook de zolen van de voet en tussen de tenen goed gepigmenteerd.

Achterpoten:
Ze moeten er regelmatig uitzien zowel van voren als van opzij, goed geproportioneerd ten opzichte van de rest van de hond, stevig en sterk.

Dij:
Lang en breed met zeer goed ontwikkelde spieren waardoor de punt van de bil goed uitkomt. De lengte is meer dan 33% en de breedte is nooit meer minder dan 25% van schofthoogte.
De as van het dijbeen, ietwat scheef van boven naar beneden en van achteren naar voren vormt een hoek van 70° met de grond, en vormt met de heup een hoek welke niet geheel recht is (heup-dijbeen hoek).

Been:
Lang, droog, met sterke spieren en botten. De gleufvormige uitholling van het been is goed zichtbaar. De lengte komt overeen met 32% van de schofthoogte en de hoek van boven naar beneden en van voren naar achteren is ongeveer 50° met de horizontale lijn.

Knie:
De hoek van het kniegewricht is ongeveer 120°. De richting loopt parallel aan de middellijn van het lichaam.

Sprongbeen:
Breed, ruim, droog, schoon met duidelijk zichtbare uitstekende botten.
De uitstekende punt van het sprongbeen toont duidelijk de voortgang van gleufvormige uitholling van de poot. De afstand tussen de hoek van het sprongbeen en de zool van de voet (aan de grond) mag niet groter zijn dan 26% van schofthoogte.
Ten opzichte van de middellijn van het lichaam staat het sprongbeen parallel. De hoek tussen scheenbeen en middenvoetsbeen is ongeveer 140°.

Middenvoetsbeen:
Het is heel dik, droog, nogal kort, cilindrisch in doorsnee, staat altijd loodrecht op de grond, zowel van achteren alswel van opzij gezien. De lengte ervan is ongeveer 15% van de schofthoogte (zonder voetwortel en voet). De binnenkant moet zichzelf presenteren zonder verdikking (wolfsklauw???)

Voet:
Iets meer ovaal dan aan de voorkant. De kootjes van de achtervoet zijn minder gebogen dan die van de voorvoet.

Gangwerk:
Lange gang, verlengde draf, enkele stappen in galop, maar met neiging tot verlengde draf.

Huid:
Nogal dik, met gelimiteerde onderhuidse verbindingen en daardoor praktisch aansluitend aan de onderliggende weefsel in elk deel van het lichaam.
De hals moet bijna geen kwabben tonen. De kop moet geen rimpels tonen.
Het pigment van het slijmvlies en weefselverhardingen (neuspunt) is zwart.
De pigmentatie van zolen en de nagels moet donker zijn.

Vacht
Beharing
Kort maar niet glad, glasachtig van structuur, glanzend, aansluitend, stijf, erg opeengepakt, met een lichte laag onderhaar die in de winter duidelijker zichtbaar is (maar mag nooit boven het dekhaar uitkomen). De gemiddelde lengte van haren is 2 tot 2,5 cm.
Op de schoft, de rug, de achterkant van de dijen op de staart kan het haar 3 cm lang zijn zonder franje. Op de snuit is het haar kort en glad, aansluitend en niet langer dan 1 tot 1,5 cm.

Kleur:
Zwart, loodgrijs, leisteenkleurig, lichtgrijs, lichtbruin, hertbruin, donkerbruin en gestroomd (zeer duidelijk gemarkeerde strepen op verschillende gradaties van bruin en grijs).
Bij de bruine en gestroomde exemplaren is een zwart of grijs masker aanwezig op de snuit dat zich niet mag uitstrekken tot over de ooglijn. Een kleine witte vlek op de borst, op de voetpunt, en op de neusbrug is toegestaan.

Afmetingen en gewicht:
Schofthoogte:

Bij de reuen 64 tot 68 cm, bij de teven 60 tot 64 cm met een afwijking van 2 cm naar boven en naar beneden toegestaan.

Gewicht:
Reuen 45 tot 50 kilogram, De verhouding gewicht/grootte is 0.,71 kg/cm.
Teven 40 tot 45 kilogram. De verhouding gewicht/grootte is 0,68 kg/cm.

 

Fouten:
Elke afwijking van karakteristieken die in de omschrijving van de voorgaande onderdelen wordt gegeven moet als een fout beschouwd worden, die moet worden bestraft in verhouding tot de ernst van en verspreiding van de afwijking.

 

Uitsluitende fouten:
Kop:
De assen van schedel en het gezicht lopen teveel parallel, teveel convergentie, de zijvlakken van de snuit zijn convegant, schaarbeet, te veel of ontsierende onderbeet.

Neuspunt:
Gedeeltelijk zonder of met te weinig pigment.

Staart:
Een ring vormend of kaarsrecht opstaand.

Afmetingen:
Boven of beneden de aangegeven waarde.

Gangwerk:
Telgang.

 

Diskwalificerende fouten:
Kop:
Divergentie tussen de assen van de schedel en het gezicht, enogmatisme (boven voor beet), neuskanaal duidelijk uitgehold of duidelijk gewelfd (ramsneus).

Neuspunt:
Zonder pigment.

Ogen:
Gedeeltelijk ontbreken van pigment aan de oogleden aan beide kanten, glazige ogen, scheelzien aan beide kanten.

Seksuele organen:
Criptorchidisme, monorchidisme of onvoldoende ontwikkeling van een of van beide teelballen.

Staart:
Te kort, afwezigheid zowel aangeboren als kunstmatig.

Haar:
Half-lang, glad, met franje.

Kleuren:
Kleuren die niet in de standaard zijn aangegeven, te grote witte vlekken.

Opmerking:
De reuen moeten twee teelballen hebben die er normaal uitzien en goed zijn ingedaald in de balzak.

Omhoog | Italië reizen | Herstel en erkenning | Gebruiken | Anekdotes | Karakter | Uitleg standaard | De rasstandaard

Nancy Koper
canecorsonancy@outlook.it